12.11.13

une question

[Stof tot nadenken]
"Ik deed ontzettend mijn best om toegelaten te worden tot de Rietveld Academie. Dat is me niet gelukt. Ik had niet het talent. Later las ik ergens:"Kunst heet niet voor niets kunst, het is niet louter een kwestie van willen, want anders had het wel wilst geheten." Daar heb ik me aan opgetrokken, want ik had een enorme wil als kunstenaar. Dan lukt dat niet en sta je op een kruispunt in het leven. Ik kon grimmig worden of kiezen voor die andere passie en met mijn pen proberen zo dicht mogelijk bij het geheim van kunstenaars te komen.” — Joost Zwagerman in een interview, gepubliceerd in dS Weekblad
Dan vraag ik me af: is schrijven geen kunst? Ik vind Zwagermans impliciete onderscheid tussen schilderen, tekenen of een andere “craft” en schrijven vreemd… Heb je voor schrijven dan enkel wilst nodig, geen talent? 

25.10.13

BUDDLEJA - intertekstualiteit - mijn persoonlijke boodschap blijft verborgen, voorlopig

Lucian Freud, Garden from the Window, 2002


"Klodders verf zijn in de vloer getrapt en op het pleisterwerk zijn telefoonnummers en cryptische woorden gekrabbeld. BUDDLEJA (vlinderstruik) lees ik ergens." — Martin Gayford, Man met blauwe sjaal. Poseren voor Lucian Freud, p. 33.

"In de voegen en scheuren van de in de vorige eeuw gebouwen muren zijn in de loop van de tijd talloze vlinderstruiken opgekomen, die zoals bekend immers genoegen nemen met de armzaligste omstandigheden. Toen ik de laatste keer langs die zwarte muren was gereden, in de zomer op weg naar Italië, hadden de spaarzame struiken net een beetje in bloei gestaan. En ik had mijn ogen bijna niet kunnen geloven toen ik, terwijl de trein stilstond voor een sein, een citroenvlinder zag rondfladderen, van de ene struik naar de andere, nu eens boven, dan weer beneden, dan weer links, steeds maar in beweging." — W.G. Sebald, Duizelingen

"LF's voorkeur voor bepaalde planten en landschappen is geheel in lijn met zijn smaak wat modellen betreft. Het liefst heeft hij ze zoals ze zijn, zonder opsmuk. De manier waarop hij zijn tuin onderhoudt spreekt in dit opzicht boekdelen. Die is overwoekerd door een woud van vlinderstruiken, een wilde plant die in Londen veel voorkomt en door de meeste mensen als onkruid wordt beschouwd. LF heeft de struik ongehinderd laten groeien." — Martin Gayford, Man met blauwe sjaal. Poseren voor Lucian Freud, p. 39.

26.9.13

Over ruïnes en heropleving — louter gedachten — (wordt aangepast, continu)

Na het lezen van Valeria Luiselli's Valse papieren merk ik ruïnes meer op. In het midden van de krioelende drukte werd op de Meir in Antwerpen in één dag een gebouw met de grond gelijk gemaakt — ik weet zelfs niet meer welke winkel er zich gevestigd had — en een nieuw hoofdstuk aangekondigd. Het enige wat overblijft, is de gevel van het gebouw. Voor mij is dit het summum van absurdisme, het wegvagen van alle bestaande en gevestigde waarden.

Voorheen zou ik het tafereel zonder nadenken voorbij zijn gewandeld; nu word ik door verschillende gevoelens overspoeld. Nu vergelijk ik 'het boren in muren, het breken van ramen, het opblazen van gebouwen' met het schrijven van literatuur en het maken van een kunstwerk. 'Waarom eigenlijk? Om niets te vinden.'

Bij iedere nieuwe uitgave van Papelos falsos zet de jonge Luiselli zich opnieuw aan het werk met dezelfde tekst. Ze boort en breekt in haar eigen werk. Waarom eigenlijk?

Pablo Picasso en Jan Sluijters waren ook in de ban van deze "herscheppingsdrift". Picasso kon je onmogelijk "loslaten" in musea waar zijn werk hing: het kon gebeuren "dat hij palet en penseel vanonder zijn jas tevoorschijn haalde om in moordend tempo reeds lang aangekochte werken alsnog onherstelbaar te verbeteren" (Zwagerman, p. 91). Waarom eigenlijk?

In Kennis is geluk. Nieuwe omzwervingen in de kunst raakt Joost Zwagerman, door Gerhard Richter erbij te betrekken, het onderwerp van de veranderlijkheid van de kunst aan en geeft hij tegelijkertijd op mijn vraag:
Toen een Duitse journaliste op een persconferentie in 2008 in Keulen aan Gerhard Richter vroeg welke schilderijen uit zijn oeuvre hem het dierbaarst waren en welke hij het meest geslaagd vond, gaf de kunstenaar niet direct antwoord. Hij zocht naar woorden. Uiteindelijk kwam er een aarzelende repliek. Geen schilderij van hem, hoe lang geleden ook gemaakt, is elke dag hetzelfde. Een ouder werk, dat hij zelf nog maar zelden kan bekijken omdat het is aangekocht door een museum of collectioneur, verandert doordat hij in zijn atelier een nieuw werk aan het oeuvre toevoegt, maar ook doordat door de tijd zelf zijn kunst van vroeger aan verandering onderhevig is. Jijzelf verandert, en wat je hebt gemaakt verandert met je mee, doordat de tijd vat heeft zowel op maker als op het gemaakte. (p. 17, mijn cursivering)
Wanneer is een kunstwerk afgewerkt en kunnen we überhaupt nog van een afgewerkt kunstwerk spreken? Zouden we rekening moeten houden met aanvullende gedachten omtrent eventuele bewerkingen van een kunstenaar ten opzichte van zijn werk(en) en hoe ver kunnen we daar in gaan? 

29.8.13

Over fotografie — louter gedachten

Na afloop van een presentatie die ik gaf in het kader van een vak met de titel Littérature et médias, wat in se alle kunstvormen behandelde, stelde mijn professor me de vraag: "La photographie, est-elle une forme d'art? N'est-ce pas plus trouvaille que travail? Est-ce qu'il reste encore une âme visible de l'artiste dans "l'oeuvre d'art" d'un photographe?"

Wanneer we ervan uitgaan dat  de gedachtelijn van Gérard Genette volgend  kunstwerken een element van "artisanaliteit" moeten blijven bevatten, is het inderdaad moeilijk om uit een foto "de hand van de maker" te destilleren. Uiteraard zijn er fotografen met een eigen stijl  hetzij een conceptuele, hetzij een "stilistische"   toch is die niet meteen op te merken: van een tastbare techniek als een penseelstrook is er geen sprake.

Het eerste wat mij persoonlijk bij een goede foto opvalt, is een soort "literariteit". (Overigens, ik betrapte me er net op dat ik het kenmerk "stilistisch" gebruikte om een element van de fotografie te kunnen (be)grijpen  een kenmerk dat voornamelijk literair is.) Ik vergelijk de fotografie  een kunstvorm die me minder bekend is  met de literatuur; een kunstvorm die ik vanuit mijn studies beter zou moeten kennen. Op die manier schep ik een nieuwe werkelijkheid, conform mijn gedachten en gevoelens omtrent het werk.

Alles is tot literatuur te reduceren; alles is literatuur. Wat zouden we zonder woorden zijn?
In het proza komen alle kunstvormen samen  deels omdat in het woord de hele wereld besloten ligt, deels omdat in het vrije woord de mogelijkheid besloten ligt om die wereld uit te drukken en te denken. In het proza geven wij alles omgezet weer: kleur en vorm, die de schilderkunst alleen maar rechtstreeks, in kleur en vorm zelf, zonder innerlijke dimensie kan weergeven; het ritme, dat de muziek alleen maar rechtstreeks, in ritme, zonder formeel lichaam, zelfs niet dat tweede lichaam dat de idee is, kan weergeven: de structuur, die de architect moet vormen uit harde, gegeven, uiterlijke dingen, en die wij samenstellen uit ritmes, aarzelingen, volgorde en vloeiend verloop; de werkelijkheid, die de beeldhouwer werelds moet laten, zonder aura of transsubstantiatie; [...] Fernando Pessoa, Boek der rusteloosheid

29.7.13

The will to write

Ik wil schrijven, het moet eruit. Wat juist weet ik niet, maar de drang is groot en ik voel dat ik het moet. Ik moet het opdat ik me rustiger zou voelen; ik moet het omdat ik tot "Chaos behoor en nimmer raak tot Orde", net als Slauerhoff, en ik weet al sinds ik erg jong was (twaalf dikke dagboeken heb ik volgeschreven) dat ik de storm die in mij woedt al schrijvend kan doen bedaren.

Lang heb ik me afgevraagd of ik het wel mag. Ik voel me al te menselijk om ooit iets degelijks te kunnen creëren; anders dan enkele van mijn vrienden ben ik geen geboren genie, heb ik geen aangeboren talent, bekijk ik de wereld niet vanuit superogen. Hugo Claus, Sam Dillemans en Marcel Proust hebben me er echter van kunnen overtuigen — zoals ik hier al heb uiteengezet  dat oefening nog steeds kunst baart. Hiermee wil ik niet zeggen dat Claus, Dillemans en Proust geen genieën waren en zijn, laat me dat even benadrukken, maar dat in principe iedereen het kan, mits (veel) oefening. En oefenen doe ik, wees maar gerust. Sinds een maand leg ik me weer enorm toe op de literatuur — datgene wat me, meer dan andere media, altijd het meest heeft kunnen bijbrengen. Ik voel mijn denkpatronen al veranderen, ik kijk al anders naar de wereld, zij het nog maar op kleine schaal. De twijfel om te schrijven, gemiddeld intellectueel mens zijnde, brokkelt af sinds ik in Fernando Pessoas Boek der rusteloosheid begon te lezen (onder andere). Deze geweldige kolos van een boek hamert de harde cementen fundamenten van mijn twijfel al op bladzijde vijftien kapot met de volgende woorden:
We weten heel goed dat ieder werk noodzakelijkerwijs onvolmaakt is en dat de minst zekere van onze esthetische beschouwingen die zal zijn van wat we opschrijven, maar onvolmaakt is alles, geen zonsondergang is zo mooi dat hij nog mooier zou kunnen zijn, geen bries die ons slaap geeft zo zacht dat hij ons niet een nog rustiger slaap zou kunnen geven.
"Schrijven zal ik, dus", dacht ik daarstraks luidop, Pessoas gedachten en gevoelens in mij opnemend.

Lang heb ik me afgevraagd of het wel nodig is. Ik. En schrijven. De (over)aanwezigheid van enorm goede boeken en andere kunstwerken slaat me iedere dag weer met verstomming, soms zelfs fysiek. Ik zit met de handen in het haar. Het beneemt me mijn adem. (En niet alleen omwille van de schoonheid:) Hoe kan ik in godsnaam iets bijdragen tot de wereld? Over alles is al iets geschreven, alles is al gemaakt geweest... Deze gedachtegang heb ik ook al onderuit kunnen halen, zij het niet zelf, want zoals Einstein het zegt "kan geen enkel probleem opgelost worden door dezelfde geest die het heeft gecreëerd". Kim heeft me erg recent in een mail meerdere tegenargumenten voor mijn gedachte aangereikt. Het is waar dat alles geschreven is, bevestigde ze me, maar dat benadrukt net de menselijkheid van het schrijven. Schrijven is menselijk. Het is de normaalste zaak van de wereld, we doen het al sinds mensheugenis. (Letterlijk zelfs, want van vóór het eerste geschreven woord weten we niets rechtstreeks over de menselijke geschiedenis.) Daarnaast benadrukte ze dat ieders werk van elkaar verschilt. Maakt het dan eigenlijk wat uit dat ik, bijvoorbeeld, over mijn gevoelens zou schrijven, zoals meerdere mensen al hebben gedaan, doen en altijd zullen blijven doen? Neen. Ik gebruik andere woorden, ik leg andere accenten; mijn ziel verschilt van iedere andere mens op aarde. Mijn kunstwerk kan hetzelfde concept hebben als het jouwe, maar is toch anders, omdat het eigen is aan mij, mij incarneert. 
Als sneeuw voor de zon lijken mijn twijfelingen één voor één te smelten, op te drogen, te verdwijnen. Na het lezen van bladzijde 26 van Pessoas boek ben ik helemaal sprakeloos-twijfelloos. Ik mag mijn gevoelens vanaf nu verwoorden:
Hoe kun je ook iets interessants of nuttigs vertellen? Wat jou is overkomen, is iedereen overkomen of alleen jouzelf; in het ene geval is het niets nieuws en in het andere geval is het onbegrijpelijk. Wanneer ik schrijf wat ik voel, doe ik dat om de koorts van het voelen te laten zakken. Ik maak landschappen van wat ik voel, vakantie van mijn gewaarwordingen. Ik begrijp dat vrouwen borduren uit verdriet en haken omdat er leven is.
Laat mij mijn leven ook maar met woorden aan elkaar haken of borduren, afhankelijk van mijn gemoedstoestand. Trouwens, als haken en borduren al sinds lange tijd sociaal aanvaard zijn, waarom aanvaard ik het schrijven dan niet op die manier? Het is een menselijke bezigheid als een ander, weet ik nu, het wordt nogmaals bevestigd:
Wij produceren [kunst] om ons te verstrooien, echter niet als de gevangene die stro vlecht om zich af te leiden van het noodlot, maar als de juffrouw die kussens borduurt, louter ter verstrooiing (Pessoa, p. 15).
"Wees niet meer bang, laat de kritiek maar komen, dat is enkel bevorderlijk: een volgende keer zal mijn borduur- of haakwerkje van betere kwaliteit zijn", denk ik nu, en het voelt bevrijdend. Want...
Ook al weet je dat het werk dat je nooit zult maken slecht zal zijn, nog slechter is dat waar je nooit aan begint. Het werk dat je maakt, bestaat tenminste. Het moge armzalig zijn, maar het bestaat, zoals het schriele plantje in de enige bloempot van mijn kreupele buurvrouw. Die plant is haar vreugde en soms ook de mijne. Zo ook kan wat ik schrijf en slecht vind, een gekwelde of bedroefde geest enige ogenblikken afleiding van iets ergers verschaffen. Misschien vind ik dat voldoende, misschien ook niet, maar het heeft zijn nut, en zo is het hele leven (Pessoa, p. 27-28).


[Bedankt, Haruki Murakami, Fernando Pessoa, W.G. Sebald, Colin Wilson, Virginia Woolf, Jan, Jelle en Kim, voor waar ik nu sta. De uiting van mijn ik staat niet langer in de startblokken, maar heeft al een eerste horde genomen, dankzij jullie.]

7.5.13

Live a little

Vooral sinds de Verlichting en bij uitbreiding sinds het renaissance-humanisme lijken de (exacte) wetenschappen ons denkpatroon zodanig te hebben omgevormd dat we de aarde niet meer beschouwen als onze moeder, maar als onze vrucht.

De rollen zijn fundamenteel omgekeerd. De moderne mens wil zijn omgeving kunnen beheersen, gewoon omdat hij weet dat hij dat kan. Dit uit zich niet enkel op een ziekelijke manier ten opzichte van de natuur, bijvoorbeeld door middel van exploitatie, maar ook op menselijk gebied.
We weten allemaal welke zuiveringspraktijken aan de holocaust ten grondslag lagen. De perverse, in se onmenselijke wil tot beheersing en controle heeft tot duizelingwekkende taferelen geleid. 
En niet enkel de mens’ omgeving, maar ook hijzelf moet eraan geloven. Hij geeft toe aan hoge idealen en Grote Verhalen om controle te kunnen krijgen over de werkelijkheid waarin hij leeft. Hij schaart zich blindelings achter kortzichtige ideologieën uit angst voor de verandering van zijn leefwereld. Van jongs af aan wordt de mens een bepaalde richting ingestuurd en discipline opgelegd. Er is geen ruimte voor buitensporigheid, er wordt achter de rug gepraat over mensen die buiten de lijntjes kleuren en/of zich eens hebben laten gaan.

Hier een ode aan de vrijheid, aan het kind en de volwassene die ofwel geen weet heeft van grenzen, ofwel de grenzen bij hoog en bij laag afzweert. Uiteraard is iedereen gebaat bij een zekere norm, maar de norm die ons nu wordt opgelegd is veel te eng. Live a little. Drink maar eens wat te veel, draag maar eens een te kort rokje, laat je haar eens in een extravagante snit knippen: er zal altijd een angst leven onder de mensen, achterklap zal altijd blijven bestaan, maar er is een zekere naïviteit en buitensporigheid nodig om in leven te blijven, geboeid te blijven. Wat anders dan bizarriteit geeft ons leven zin?

Daarenboven zullen er altijd dingen zijn waar we geen controle over hebben. Wie weet worden bepaalde grote theorieën binnenkort gefalsifieerd. Zal uw wereld dan instorten? Nee. U zal zich alweer aanpassen aan Moeder Aarde, zoals in den beginne, zoals het moet. En het zal u lukken ook, ook al was u eerst angstig. Laat de teugels maar eens vieren, geef oncontroleerbare situaties en mensen een kans in uw leven, doedis een danske.